
Vrouwen in sierlijke áo dài schitteren in de hete aprilzon die het centrum van Ho Chi Minh City op deze zondagmorgen genadeloos blakert. De rode en witte tunieken bewegen bij elke zachte bries en geven zicht op de zijden broeken eronder. Kindertjes in rode T-shirts met gele sterren rennen kriskras over de Nguyễn Huệ Boulevard. Rond het standbeeld van Ho Chi Minh is het druk. Iedereen wil met de revolutionaire leider op de foto. Families, Vietnamese toeristen, groepen vriendinnen worden er vereeuwigd met mobieltjes, de geïmproviseerde fotografen wisselen elkaar af, men kiekt elkaar. Een dame in een crèmekleurige áo dài met opvallend grote parels in haar oren heeft een professionele cameraman ingehuurd en schikt, al kijkend in een make-up spiegeltje, vlug nog even een gitzwarte lok achter haar oor.

Sinds A. en ik een paar weken geleden in Ho Chi Minh City aankwamen, is het een crescendo van feestelijkheden en generale repetities. In de eerste dagen van ons verblijf zagen we slechts hier en daar een rood T-shirt of een nón lá, het karakteristieke iconische hoofddeksel, met gele ster opduiken; nu overheersen ze het straatbeeld en word je op allerlei manieren – ontelbare aanplakbiljetten en beelden op gigantische monitors, de aankondiging van een oorlogsfilm, de talloze vlaggetjesverkopers – herinnerd aan 30 april 2025, de vijftigste Bevrijdingsdag van Vietnam.

Bijna dagelijks zijn er generale repetities. Op sommige middagen horen we tijdens onze siësta, op het heetste uur van de dag, het dreunen van muziek in de verte. Sinds vorige week komen er bijna dagelijks om stipt 9 uur ’s morgens drie formaties met drie, vier en drie helikopters aanvliegen over de rivier. Kort daarop kondigt een oorverdovend geluid de komst van straaljagers, Su-30MK2 heb ik mij laten vertellen, aan. Vanuit de woonkamer van ons appartement kunnen we de jet fighters volgen. Ook zien we hoe de kantoren in onze omgeving leegstromen en de mensen op straat met opgeheven hoofd het spektakel filmen.

Begin vorige week lokten flarden muziek die in de namiddag vanaf de rivier leken te komen ons naar de Tôn Đức Thắng Boulevard. Het verkeer was er drukker dan ooit. Een onvoorstelbaar grote kluwen van brommertjes bewoog zich langzaam voort als een levend orgaan waarin iedere bestuurder luid toeterend zijn weg probeerde te vinden. Pas toen een Vietnamese vrouw ons onder haar hoede nam, durfden wij de oversteek naar de rivierkant aan. Ook hier was het weer een fotofestijn van poserende vrouwen en meisjes in áo dài en ondeugende kindertjes in het rood. Maar de ware attractie waren de kannonen die op een lange rode loper stonden uitgestald en de soldaten die breed lachend met het publiek poseerden. Het afschieten van de kannonen wachtten we niet af want ook al zwol de menigte snel aan, we zouden nog tot tenminste acht uur moeten wachten.

Inmiddels heeft onze werkster zich opgeworpen als trouwe informant over repetities en tijdschema’s voor de militaire parade. Zo drukte ze ons op het hart om vrijdagavond naar de generale repetitie bij het regeringsgebouw Dinh Độc Lập, ook wel Onafhankelijkheidspaleis, te gaan. Het was hier waar op 30 april 1975 om 10.45 uur een tank van het Noord-Vietnamese leger door de toegangshekken ramde en zo een einde maakte aan de afschuwelijke Vietnamoorlog.

Wij besloten om voorafgaand aan de proefceremonie die om 19 uur zou zijn bij een computerzaak langs te gaan. Het werd een van de meest ongemakkelijke wandelingen die we ooit door Ho Chi Minh City hebben gemaakt. Nooit zagen we zo’n dikke stroom aan brommertjes die als water dat z’n weg moet vinden, ook de stoepen van de stad overspoelde. Voortdurend moesten we wegspringen voor motorvoertuigen en stonden we oog in oog met tegemoetkomend verkeer. Brommers en voetgangers bewogen zich stapvoets voort terwijl steeds meer zijwegen werden afgesloten. Een konvooi legerbussen met officieren en militairen legde een kant van het verkeer geheel stil. Het was een getoeter van jewelste dat even omsloeg in gejuich en applaus toen de legerbussen met vrouwelijke militairen langskwamen. Uit de open raampjes zwaaiden ze uitbundig naar de menigte.

Op een moment waarop wij helemaal vastzaten in de kluwen brommers, ontdekten we een weg die al was afgezet voor verkeer en dat werd onze redding. De weg leidde rechtstreeks naar het Onafhankelijkheidspaleis. Na het heftige verkeer was de wereld opeens merkwaardig stil, donker en ja, zelfs vredig. Nog maar net op tijd bereikten we het warenhuis Diamond Plaza waar de militairen zich klaarmaakten voor de oefenparade en we een paar mooie foto’s maakten.

Het einde van de parade wachtten we niet af want het voor verkeer afgezette centrum lokte. Het idee om door verlaten straten naar huis te lopen was sterker dan mijn wens om de rest van de oefenparade te zien. Ik durf er iets om te verwedden dat de straten van Saigon sinds de oorlog nooit meer zo’n diepe rust hebben gekend. Met volle teugen ademde ik de stilte in. Het beroemde postkantoor en de kathedraal stonden er ongewoon donker en verlaten bij en de straten waren leeg. Ik hoorde, ondanks dat het al donker was, zelfs vogels fluiten! Saigon met z’n lichtjes en sfeervolle restaurantjes en koffiebarretjes was romantischer dan ooit.

Het enthousiasme waarmee locals en Vietnamese toeristen de voorbereidingen volgen, werkt aanstekelijk en na enig aarzelen heb ik ook een áo dài gekocht. De AI had me verzekerd dat het niet als cultural appropriation zou worden opgevat, maar als een waardering voor de Vietnamese cultuur, ‘zolang de áo dài stijlvol en met de bijbehorende broek wordt gedragen’.

In een klein winkeltje vol planken met rollen stof en enkele rekken met kant-en-klare tunieken, vond ik een perzikkleurige áo dài die zonder verstelwerk als gegoten zat. ‘Wel een beha eronder aantrekken hoor,’ adviseerde de kleermaakster me. Eerst dacht ik dat ze daarbij doelde op de licht doorzichtige stof, maar achteraf denk ik dat het haar om de opvulling van de bovenkant ging, want juist het vrouwelijke silhouet met al zijn rondingen (een sterk punt van de Vietnamese vrouwen die met prachtige boezems gezegend zijn) is karakteristiek voor de áo dài.
Afgelopen zondag, een dag waarop er in district 1, het centrum van Saigon, volop wordt gefotografeerd (je hebt geen idee van het aantal streetstyle shoots in deze stad!), waagde ik het erop. De haan onder ons raam kraaide me al voor het ochtendgloren wakker, ik streek mijn áo dài, trok hem aan en troonde A. mee naar het centrum voor een fotoshoot. Het regende – heel onverwacht – complimenten en daarmee verdwenen mijn twijfels als sneeuw voor de zon. De receptioniste van ons service appartement riep uit dat ik ‘beautiful’ was. De riksjabestuurder die mij een paar dagen van tevoren, toen ik een jong bruidje bewonderde, lachend had laten weten dat ik ‘oud’ was omdat mijn eigen bruiloft wel heel ver in het verleden zou liggen (mispoes!), noemde me zelfs – met enige ironie – Miss Saigon maar ik zag dat het ermee doorkon. Zelfs een toeriste complimenteerde me toen we bij een stoplicht moesten wachten.

Het meest ontroerende moment was toen een moeder mij vroeg om met haar vier kinderen te poseren. In een mum van tijd stonden de kindertjes – twee jongetjes en twee meisjes – in het gelid, met mij in het midden. We vormden een perfect plaatje en ik houd er een onvergetelijke herinnering aan over. Toen de foto’s waren gemaakt, was het bijna moeilijk om afscheid van elkaar te nemen. We bleven maar naar elkaar zwaaien en lachen.
Vanmorgen om 9 uur kwamen de helikopters en straaljagers weer over. Ik vraag me af wat voor een emoties deze geluiden vandaag nog losmaken in de mensen die de Vietnamoorlog hebben meegemaakt. Hetzelfde geldt voor het grootste vuurwerk dat op 19 april bij wijze van proef werd afgestoken en op het vuurwerk dat op 30 april op maar liefst dertig plaatsen in de stad de lucht in zal gaan. Ik kan me levendig voorstellen dat deze explosies en oorverdovende vliegtuiggeluiden trauma’s kunnen oproepen.

Een glimp van het oorlogsleed ving ik op van de tentoonstelling van de wijlen Vietnamese kunstenaar Huynh Phuong Dong, die honderden kameraden portretteerde en de bombardementen die hij als soldaat meemaakte nog op het slagveld schilderde, omdat hij bang was dat hij niet lang meer zou leven en het dan niet meer zou kunnen doen. Ook hingen er schetsen van simpele scènes van het dagelijks leven op de guerrilla basis en van artsen en verpleegsters die gewonde soldaten opereerden. Een schilderijtje (met bijbehorende foto) dat mij bijzonder trof was de hereniging van moeder en een zoon die teruggekomen was uit de oorlog. We bezochten de tentoonstelling op de dag dat Huynh Phuong Dong 100 jaar zou zijn geworden.
Het is moeilijk om me een beeld te vormen van wat er hier allemaal speelt en in de mensen omgaat. Natuurlijk heb ik over de Vietnamoorlog gelezen en weet ik inmiddels dat het allemaal niet zo eenvoudig is. Tijdens een zonnebad langs het zwembad van het Rex Hotel in Saigon sprak een gedistingeerde heer ons aan. Hij vertelde dat hij in Saigon geboren was en dankzij zijn opleiding in de Franse school een goed onderkomen in Canada had gevonden. Maar met heimwee dacht hij terug aan het Saigon van vòòr de Vietnamoorlog, aan de tijd van de Fransen en later de Amerikanen.
Gisterenavond legden tientallen tuiniers in het donker de laatste hand aan de bloemperken die sinds vandaag gevuld zijn met rode kerststerren en gele bloemen. Tegen een uur of zes had het geonweerd en de regen leek de euforie van de afgelopen dagen een beetje te hebben weggespoeld. Maar toen we later op de avond het plein overstaken, wemelde het alweer van de witte en rode áo dài’s en T-shirts en was de blije opwinding weer terug. Elke dag neemt de euforie verder toe. En dan te bedenken dat we nog vijf volle dagen te gaan hebben voor de officiële militaire parade van 30 april 2025, Ngày Giải phóng, bevrijdingsdag, om 6.30 ‘s morgens. Ik heb de wekker al gezet.
Saigon, 25 april 2025