Het recept voor marsepein zou door de Arabieren naar Europa zijn gebracht. De nonnen in de kloosters zouden het recept al snel hebben opgepikt en wisten, naar men zegt, binnen mum van tijd de meest geraffineerde desserts van marsepein te bereiden. Eeuwenlang was marsepein één van de meest geliefkoosde lekkernijen van vorsten en prinsen.
Het woord ‘marsepein’ zou afkomstig zijn van het Arabische woord ‘mautaban’, wat zoiets als ‘iemand die als een koning rustig zit’ betekent. ‘Mautaban’ was dan ook de naam voor een Byzantijnse munt waarop Christus in een zittende houding was afgebeeld. Maar het woord ‘mautaban’ zou zich verder hebben ontwikkeld. In de dertiende eeuw was de betekenis ervan veranderd en werd het gebruikt om een doos met een bepaald gewicht mee aan te duiden. Dit gewicht werd in Venetië ‘marzapane’ genoemd. Maar, zo gaat het verhaal, in de loop van de 14e eeuw werd ‘marzapane’ echter niet meer gebruikt om de doos, maar om de inhoud daarvan aan te duiden. En de inhoud bestond uit… marsepein!
Een ander verhaal gaat dat marsepein zou zijn vernoemd naar een zekere heilige die luisterde naar de naam ‘Sint-Marcus’ en die dol zou zijn geweest op deze zoetigheid. Marsepein komt in dat geval van ‘marci-pane’, brood van Marcus.
Wat er ook van waar is, hier is een (van de vele) recept(en) om zelf marsepein te maken:
Ingrediënten
- 200 gram (gepelde) amandelen
- 200 gram suiker
- 30 gram bloem
- 2 dooiers en het eiwit van 1 ei
- eventueel bakkleurstof (om de marsepein te kleuren)
Bereiding
Stamp de amandelen – het liefst in een mortier – met de suiker goed fijn (je kunt ook poedersuiker gebruiken). Voeg dan beetje bij beetje het eiwit en de twee dooiers toe. Als laatste voeg je de bloem toe. Je kunt de bloem daartoe het beste in een zeefje en met behulp van een lepel beetje bij beetje bij de andere ingrediënten voegen. Kneed alles goed door elkaar (en voeg eventueel een paar druppels bakkleurstof toe). Laat de marsepein even rusten en maak er dan leuke figuurtjes van.