De afgelopen dagen maakte ik een reis naar Myanmar, het vroegere Birma. Alleen al als ik eraan terugdenk, krijg ik een warm gevoel vanbinnen. Wat een schitterend land met lieve, gastvrije mensen. De persoon die me het meest is bijgebleven, is Mya, een 19-jarig Birmaans meisje dat me met opvallend veel stijl en charme een zestal glasonderzetters voor een (voor daar) exorbitant hoge prijs wist te verkopen. Ze had deze verkoop dubbel en dwars verdiend omdat ze voor mijn camera poseerde. Ik heb mijn ervaringen in de vorm van een reisverhaal gegoten. Ik hoop dat jullie er net zo van genieten als ik. Ga er maar even goed voor zitten want er valt veel over Yangon en Bagan te vertellen. Als je vragen hebt, dan beantwoord ik die graag. Waar het hart van overloopt…
MYANMAR. Nostalgisch Yangon en de sprookjesachtige tempelvallei van Bagan
Een reis naar Myanmar, het voormalige Birma, stond al jaren hoog op mijn verlanglijstje, maar op een of andere manier kwam het er nooit van. Ik bezocht Vietnam, Laos, Cambodja, maar dat mysterieuze, langgerekte land aan de westkant van Zuidoost-Azië bleef een droom.
Ik hakte de knoop door toen een chique en bereisde Amerikaanse dame die ik in Bangkok ontmoette (zo’n personage dat je gewoonlijk in films ziet) mij vertelde over de tempelvallei van Bagan, Myanmar. ‘Charlotte, it is pure magic. You MUST see it!’ Haar verhaal gaf de doorslag. Een paar weken later vloog ik van Bangkok naar Yangon, en van daaruit naar Bagan. Het werd één van de mooiste en meest ontroerende reizen van mijn leven.
Nostalgisch Yangon
Yangon, de voormalige hoofdstad (tot 2006) van Myanmar, is op zich al een belevenis. Ik heb een e-visum op zak en ben snel door de paspoortcontrole en immigratie heen. Met een vriendelijke lach en een besliste stempel in mijn paspoort word ik toegelaten tot de Republiek Unie van Myanmar, Britse kolonie tot 1948 en vanaf 1962 tot 2011 onder militair bestuur wat leidde tot een nagenoeg totaal isolement van buitenwereld. Het voormalige Birma, rijk aan natuurlijke bronnen als olie, gas, edelstenen en mineralen, en in de jaren ‘50 één van de meest welvarende en glorieuze landen in Zuidoost-Azië, verarmde in hoog tempo; de kloof tussen rijk en arm is schrijnend groot.
In het ruime en eenvoudige vliegveld van het huidige Yangon, tot 1989 ‘Rangoon’, vallen me drie, nee vier dingen direct op. Hoe elegant zijn die Birmese mannen in longyi – een soort tentrok die in het middel wordt geknoopt – wel niet! De longyi wordt gedragen met slippers en een Westers overhemd en het geheel heeft een zekere charme waar ik als fashion editor bepaald niet ongevoelig voor ben. En hoe elegant zijn die fragiel gebouwde Birmese meisjes en vrouwen in hun kleurrijke lange rokken en hun met thanaka (een mix van boomschorspoeder en water) beschilderde wangen wel niet! Een derde ding dat mij opvalt, zijn – banaal genoeg – de toiletten. Toiletten spreken boekdelen, zeker als je je op onbekend terrein bevindt. Op het vliegveld van Yangon zijn ze eenvoudig, ruim en brandschoon. De eerste, echte ontmoeting met Myanmar en zijn inwoners vindt plaats aan de piepkleine maar functionele desk van Ooredoo, het nationale telecommunicatie bedrijf. Een tengere vrouw met een ingevallen en met thanaka besmeerd gezicht en een vrolijke – half tandloze – lach maakt mijn mobieltje in mum van tijd internetklaar. Het enige dat ik hoef te doen, is haar mijn mobieltje overhandigen en een bescheiden prijs voor het abonnement betalen. Haar vriendelijke en behulpzame manier van doen, het vierde ding dat me opviel, zou later emblematisch blijken voor de Birmese bevolking.
Met een oorverdovend geluid rijdt de taxi die ons naar ons hotel in Chinatown, Yangon, zal brengen de hellende afrit van het vliegveld af. ‘Don’t worry, the brakes make a little noise.’ Tijdens de ongeveer driekwartier durende autorit – er is veel verkeer deze morgen – zie ik een weelderige natuur en steeds weer mannen in longyi’s en vrouwen in lange, kleurrijke rokken. Steeds weer zijn de wangen van vrouwen en kinderen, en soms ook van mannen, met thanaka versierd. Als we het centrum van de stad naderen, wordt het straatbeeld nog eens verlevendigd door zwermen monnikenkinderen met kaalgeschoren hoofdjes: de jongetjes in het bordeauxrood met tengere ontblote schoudertjes, de meisjes in het zachtroze met oranje sjaal. Meerdere malen stopt onze taxichauffeur om een mondvol verontrustend bloedrood speeksel op het asfalt uit te storten. Net zoals vele andere taxichauffeurs in Myanmar kauwt hij op een mix van in betelblad gehulde en fijn gehakte betelnoot en pruimtabak, een goedkoop, oppeppend, verslavend en vaak ook gezondheid schadend middel.
In het hotel hadden we niet hartelijker ontvangen kunnen worden. We presenteren ons uren voor de check-in tijd maar over slechts 20 minuten zal de kamer – met uitzicht op de beroemde Shwedagon Pagode – klaar zijn. We overbruggen deze korte wachttijd met een bezoekje aan de markt next door die in volle gang is. Chinatown zou Chinatown niet zijn zonder een ochtendmarkt. Overal liggen verse groenten uitgestald, brokken vlees hangen aan haken, geslachte kippen met vers doorgesneden kelen bungelen van een houten plank, hun lotgenoten worden ernaast in een grote bak met water kaalgeplukt. Het valt me op dat de koopwaar niet luidkeels wordt aangeprezen en dat er niet wordt geschreeuwd of getoeterd om de koopwaar door de nauwe straatjes te transporteren. Alles verloopt rustig en ik voel een zekere schroom om mijn camera op deze hardwerkende en bescheiden mensen te richten (weinig of geen foto’s van de markt dus, maar alles zit wel goed opgeslagen in mijn geheugen!). Niemand lijkt zich aan onze vrij ongebruikelijke aanwezigheid te storen, ook al vang ik wel steelse en nieuwsgierige blikken op. Kruisen die mijn blik, dan zie ik eerst een lichte aarzeling waarna een timide glimlach doorbreekt die ik graag beantwoord.
De hotelkamer is onberispelijk en luxueus. Vanaf deze kamer (zelfs vanuit de open badkamer!) op de twaalfde verdieping lokt de beroemde Shwedagon Pagode me met zijn gouden stoepa. Het duurt niet lang of we zijn onderweg. Als buitenlander moet er entreegeld worden betaald (8000 Kyat per persoon) en omdat mijn knielange jurk met lange mouwen niet geheel naar de zin van de tempelbewaakster is, komen daar nog eens 3000 Kyat bij, als borg voor de bloemenrok die ze eigenhandig om mijn middel drapeert.
De tempel is schitterend in alle betekenissen van het woord. Tegen de dreigende hemel – eind mei is het begin van het regenseizoen – steekt de gouden pagode fel af. Gelovigen en monniken lopen hun rondes rond de tempel, ook al hebben slechts Birmese heren vanaf 18 jaar toegang tot het heiligdom. Aan buitenlanders, vrouwen en minderjarige Birmese jongemannen is de toegang strikt verboden – ik kom er, als zijnde buitenlander en vrouw, dus dubbel niet in!
De sfeer in de Shwedagon Pagode is relaxed en er ontstaat een zekere fotocompetitie. Terwijl ik mijn best doe om zo discreet mogelijk het kleurrijke publiek tegen de achtergrond van de indrukwekkende tempel te vereeuwigen, richten Birmese bezoekers hun mobieltjes en camera’s op mij. We hebben een soort stilzwijgende overeenkomst… Do ut des. We glimlachen elkaar alwetend en hartelijk toe.
Op de terugweg naar het hotel stappen we uit bij de Sule Pagode die in het centrum van de stad gelegen is. Na de Shwedagon Tempel valt deze druk bezochte wijk met ontzettend veel verkeer en smog niet echt goed. We nemen notie van het moderne, nieuwe warenhuis (Junction City) dat zelfs naar Westerse maatstaven er zeker zijn mag, maar dwalen toch liever door het tegenovergelegen Bogyoke (Aung San) Market complex, waar ik een lange Birmese rok plus top met een vrolijk bananenpatroon voor het bescheiden bedrag van 8000 Kyat op de kop tik.
’s Avonds, na een zwaar onweer met indrukwekkende windvlagen en meerdere stroomstoringen (ik houd mijn hart vast voor het grote ziekenhuis dat ik vanuit onze hotelkamer zie), dwalen we door de stad. Mannen in longyi’s en vrouwen in kleurrijke kleding, hun plastic mandjes met de karakteristieke tiffins (metalen, ronde lunchboxes met verschillende compartimenten) in de hand, haasten zich naar huis. Zwerfhonden spelen onder de met oranjebloesem beladen bomen. Voor het ziekenhuis steekt een klein jongetje trots zijn in verband gewikkelde vinger naar ons op. De ondergaande zon kleurt de hemel rozeoranje. Op het oersimpele station, niet meer dan eenvoudig gebouwtje, een trap en een uit steen gehouwen perron, wacht een kleurrijk gezelschap op de dieseltrein die hijgend en puffend tussen de bomen door komt aanzetten.
In Taw Win Garden, één van Yangons meest bekende (traditionele) warenhuizen waar zelfs Mango (maar gelukkig geen Zara of H&M) een vestiging heeft, koop ik een paar potten thanaka, voor mezelf en het thuisfront. De aankoop wordt bemoeilijkt door (wederom) een paar stroomstoringen waardoor ik letterlijk in het duister tast.
En nog is de dag niet voorbij. Inmiddels stap ik met een zekere zelfverzekerdheid in de armzalige taxi’s van Yangon – zullen de remmen het dit keer doen? waarom maakt de richtingaanwijzer zo’n raar geluid? Over het tarief wordt vooraf onderhandeld en dat geeft een bepaalde rust. Geen taxichauffeur heeft er belang bij om een omweg te maken. Afspraak is afspraak en iedere keer bereik ik in de kortst mogelijke tijd mijn bestemming, iets wat in andere Zuidoost-Aziatische landen – maar dat niet alleen – wel anders is.
’s Avonds ontdekken we 19th Street, op loopafstand van het hotel. Dit negentiende straatje van Chinatown (de Britten maakten er toentertijd allemaal kaarsrechte en netjes genummerde straatjes van) is één van de meest trendy eetlocaties in town. Hier gebeurt het. Het nauwe straatje dat overdag vrij verlaten is – eerder op de dag fotografeerde ik er de met schimmel overdekte bouwvallige drie- of vierhoge gebouwen waarin de mensen in erbarmelijke omstandigheden leven – verandert ‘s avonds in een levendig straatbeeld met overal tafeltjes en barbecues. ‘Biermeisjes’ verkopen de klanten Tuborg en Heineken, de tafeltjes zijn afgeladen vol met heerlijke vis- en vleesgerechten, hier en daar prijkt een blond hoofd (een garantie voor de hygiëne en kwaliteit). Voor slechts 10 US Dollar genieten we van een typisch Chinese dis.
De nacht brengt rust. De volgende morgen zullen we naar de binnenlanden van Myanmar vliegen, met als bestemming Bagan. Maar nu is het tijd om te slapen. De dag begon om 4.15 uur in Bangkok en de wekker voor ons vertrek naar Bagan zal om 5.20 uur afgaan.